Waarschijnlijk dankt hij zijn leven aan de helm.
De stad dankt haar naam aan die site.
Hun economisch succes danken ze vooral aan hun harde werk.
Het eiland dankt zijn welvaart aan de aanwezigheid van koper.
De Belgische winst is immers aan hen te danken.
Maar goed, we hebben veel aan haar te danken.
Ashton is de enige van hen die haar baan dankt aan het feit dat ze vrouw is.
Die riante voorsprong had ze helemaal aan zichzelf te danken.
Hij heeft zijn bekendheid te danken aan zijn werk in de westelijk havenstad Izmir.
Huismuizen danken hun bestaan aan de mens, de enige huizenbouwer.
Hoeveel sporters danken hun bijnaam aan een snelweg?
Zijn eerste grote doorbraak dankte hij aan Silvio Berlusconi.
De groei is te danken aan het toenemend aantal reizigers.
Gianni heeft zijn overwinning te danken aan zijn uitstekende campagne.
Het resultaat is te danken aan de economische crisis.
Dat dank ik voornamelijk aan mijn klassieke opvoeding.
Dat ze nu platzak zijn hebben ze dus aan zichzelf te danken.
Hij heeft veel kritiek gekregen, maar de zege hebben we ook aan hem te danken.
Ik heb bijna alles aan mijn vader te danken.
Die afhankelijkheid hebben we deels aan onszelf te danken.
Is dat niet te danken aan de bezuinigingen?
Dat heeft hij niet uitsluitend aan zichzelf te danken.
Rechtschapenheid is puur te danken aan gunstige omstandigheden.
Het boek dankt zijn immense populariteit aan de levendige stem van Scout, de humor, de nostalgische sfeer ook.
De vooruitgang die we geboekt hebben is te danken aan onze intelligentie.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
bedrijf
boek
club
land
mens
president
roman
stad
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
object
pronomen
alles
veel
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
voorzetselobject
Met vaste prepositie (vast voorzetsel)
beleid
feit
inspanning
inzet
moeder
populariteit
succes
zichzelf
- subject
- object
- verbum finitum
- bepaling
- voorzetselobject
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1iemand dankt iemand voor iets
- de Heer
- Uiteraard dankt en zegent elke gelovige de Heer als hij aan tafel gaat .
- fan
- Ze dankte haar fans voor hun trouw en bracht een positieve boodschap .
- God
- Wij danken God voor de mogelijkheden , die Hij ons gegeven heeft .
- iedereen
- Ik dank iedereen voor het vertrouwen in mij .
- lid
- We danken trouwens de leden van de kerkfabrieken die als een goede huisvader voor hun kerk zorgen .
- aandacht
- Langs deze weg danken we alle media voor hun welwillende aandacht voor de activiteiten van de volkssterrenwachten.
- begrip
- Premier Enda Kenny dankte de Ieren voor hun begrip .
- belangstelling
- Ik dank de hoofdredactie voor de kans die ik kreeg en dank de lezers voor hun belangstelling .
- inbreng
- De voorzitter sluit de vergadering en dankt iedereen voor de inbreng .
- inspanning
- Het bestuur dankt Wendeline Wouters-Wesseling en Numico Research voor de geleverde inspanning van de afgelopen jaren.
- inzet
- We respecteren de beslissing en danken hen voor hun inzet voor de publieke zaak
- medewerking
- Wij hopen met dit initiatief aan een nood tegemoet te komen en danken de Limburgse Dierenartsen voor hun enthousiaste medewerking .
- moed
- ' Franciscus dankte me voor mijn moed en hij zei dat ik sterk moest blijven. '
- samenwerking
- Ze dankte ons voor de jarenlange samenwerking .
- steun
- ' We zijn verrukt over het enthousiasme, en danken de beleggers voor hun steun '
- vertrouwen
- Declercq maakte van de gelegenheid gebruik om iedereen te danken voor het vertrouwen .
- werk
- Die dankte Thijs droog voor ' het opmerkelijke werk '.
iemand betuigt dank aan iemand- Ze dankte haar fans voor hun trouw en bracht een positieve boodschap.
- (meer voorbeelden)
- 2iemand of iets dankt iets aan iets of iemand
- bedrijf
- Beide bedrijven hebben hun notering te danken aan grotere financiële transparantie.
- boek
- Het boek dankt zijn immense populariteit aan de levendige stem van Scout, de humor, de nostalgische sfeer ook.
- club
- De Engelse club dankt de titel aan een niet eerder vertoond uitgavenpatroon.
- land
- Het land dankte er een stevige groei aan, tot in de jaren 70.
- mens
- Mensen danken hun bestaan aan Gods scheppende liefde en God blijft hun in trouwe toewijding nabij.
- president
- De afscheidnemende president Mujica dankt zijn populariteit aan de economische groei en aan loonsverhogingen.
- roman
- De roman dankt zijn overlevingskracht ook aan inherente kwaliteiten.
- stad
- De stad dankt haar naam aan die site.
- baan
- Ashton is de enige van hen die haar baan dankt aan het feit dat ze vrouw is .
- bijnaam
- Hoeveel sporters danken hun bijnaam aan een snelweg ?
- overwinning
- Hij dankte zijn overwinning mede aan de hoge opkomst van zwarte kiezers .
- salaris
- U denkt dat u uw goede salaris aan uw talent dankt ?
- succes
- Je dankte eerder ook de successen aan het plezier op training .
- beleid
- Dat danken we aan het doortastende beleid van de regeringen, niet?
- feit
- Zij dankt dit aan het feit dat zij een in aandelen verdeeld kapitaal had.
- inspanning
- Die bijnaam dankt hij aan zijn vaak gerechtelijke inspanningen om gemeenten vergeten voet - en kerkwegen opnieuw te laten openen.
- inzet
- Die overwinning dankt Barentsen vooral aan de inzet van risicovolle turboproducten.
- moeder
- Hun Braziliaanse paspoort danken ze aan hun moeder .
- populariteit
- Peeters dankt die uitslag aan een heel brede populariteit .
- succes
- De omzetstijging dankt Telenet vooral aan het aanhoudende succes van het mobiele aanbod King & Kong.
iemand of iets krijgt iets dankzij iets of iemand- Hun economisch succes danken ze vooral aan hun harde werk .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe